JACK een verhaal uit New Canterbury Tales

 


Portret gemaakt met MetaHumans

English version, read his story on our website 


'Ieuw, ieuw, ieuw.' Een krijsend geluid dringt mijn brein binnen, ik weet niet zeker wat het is. Het is beslist een vervelend geluid en ik voel dat ik moet onthouden wat dit geluid veroorzaakt. Wat is er mis met mijn brein? Ik schud mijn hoofd en probeer het geluid te negeren. 'Pjieuw, ieuw, ieuw,' dat helpt niet. Mijn vingers grijpen iets vast, iets waar ik op lig, zand, het voelt als zand. De leegte in mijn hoofd lijkt te verdwijnen. Mijn oogleden voelen zwaar aan, ik wil zien waar ik ben. Wat heb ik mezelf aangedaan? Ik ruik een vertrouwde geur, de zilte lucht van een strand. Verdomme, ik lig op het strand en dat vervelende geluid komt van de voortdurend krijsende zeemeeuwen.

De spieren van mijn oogleden voelen stijf aan terwijl ik probeer mijn ogen te openen, ik kan door kleine spleetjes kijken. Ja, ik lig op het strand, mijn gezicht naar de stad gericht. Ik zie vaag de rand van het strand, waar het gras begint te groeien en omhoog loopt naar Murdochs Lane. Achter de oude huizen rijst de nieuwe stad op, hoge torens die naar de hemel reiken. En overal meeuwen! Zowel in de oude stad als in de nieuwe stad, alsof die beesten hebben besloten de naam van de stad hoe dan ook te blijven eren, Golspie, wat in de oude taal Meeuw betekent.

Mijn stad! Tegenwoordig New Canterbury! Terwijl ik mijn ogen open en overeind krabbel, voelt het alsof iemand een slot van mijn brein afhaalt. Mijn herinneringen stromen als een vloedgolf mijn bewustzijn binnen. Ik weet weer wie ik ben, Jack. Jack MacNicoll, wetenschappelijk proefkonijn. Nee, dat is niet eerlijk. Een wetenschappelijk medewerker van The Golspie International Institute for Brain Development, voortgekomen uit een kleine tak van Alzheimer's Scotland Company. Tegenwoordig is dit instituut één van de belangrijkste op het gebied van hersenonderzoek, niet zozeer vanwege het intellect van de Schotten, helaas, maar vanwege de toestroom van Aziaten die na de Brexit volledig onverwacht naar Schotland kwamen.

Ik voel me nog een beetje wankel op mijn benen, schud het zand van mijn kleren en loop weg van het strand richting Murdochs Lane. De stadsplanners zijn er niet helemaal in geslaagd om het vervallen karakter van de straat om te toveren in een geloofwaardige nostalgische uitstraling. Gelukkig is het een sombere novemberdag, dus er zijn niet veel toeristen op het strand. Ik ben me ervan bewust dat het een vreemd gezicht moet zijn, ik gekleed in mijn werkkleding op het strand. Gelukkig lijkt niemand het op te merken. Het is vandaag koud, de wind trekt aan mijn dunne tuniek. Hoe ben ik hier beland?

Er moet iets zijn gebeurd! Iets traumatisch? Dat zou verklaren waarom ik mijn langetermijngeheugen terug heb, maar geen idee heb wat er recentelijk met me is gebeurd. En ja, daar is het weer. Ik voel nog steeds iets vreemds, ik kan niet precies zeggen wat het is, het is een soort leegte in mijn brein waar iets anders zou moeten zijn.

Ik loop langzaam door de smalle straatjes van de Oude Stad, langs de Countess of Sutherland Memorial Fountain die de grens markeert tussen de oude en de nieuwe stad. Gelukkig is er een TubeStation, waar om de paar minuten een Vessel voorbijkomt. Ondertussen klapperen mijn tanden, terwijl ik in de eerste beschikbare Vessel stap en 'thuis' als bestemming opgeef, want ik wil nu niet teruggaan naar mijn werk. Ik moet eerst uitzoeken wat er is gebeurd. Dankzij mijn baan heb ik een premium abonnement op de Vessels, wat betekent dat ik zonder tussenstops of medepassagiers naar huis word gebracht. Het betekent ook dat ik op de 11e verdieping word afgezet in het groene gebied voor de deur van mijn appartement. Ik hoor het gekraak van het houten gebouw dat zachtjes heen en weer beweegt in de wind. Na al die jaren ben ik er nog steeds niet aan gewend.

Ik leg mijn hand op de voordeur die vervolgens zachtjes open glijdt. Het is koud in mijn appartement, niet vreemd omdat ik anders nooit op dit tijdstip thuis ben. De loeiende wind glipt door de ventilatiegleuven die zorgen voor een gezond binnenklimaat. Ik voel me duizelig en zak op mijn bank, die zachtjes om mijn lichaam vouwt en warm gloeit. Ik voel me meteen veilig en geborgen.

'Wil je een andere geur?' Vraagt mijn huis.

'Nee, laat maar zitten, het is goed zo. Maar zet de verwarming iets hoger en zet de oven aan, ik heb honger.'

'Oké,' zegt mijn huis. Mijn huis is niet echt een prater, maar nu heb ik spijt van mijn instellingen, ik zou wel willen praten.

'Hey huis,' zeg ik, 'kun je je instellingen aanpassen? Ik wil graag praten.'

'Zal ik je vriendin bellen?'

Nee, mijn huis is niet echt sociaal.

'Nee, alsjeblieft niet.' Ik heb geen zin in een moeilijk gesprek met mijn vriendin, die meteen bezorgd zal worden als ik haar vertel dat ik mezelf opeens op het strand terugvond.

'Oké,' zegt mijn huis. 'Een momentje, ik zal me aanpassen.'

Het licht in mijn appartement knippert aan en uit, mijn slimme huis heeft zo af en toe wat haperingen. Ik weet niet zeker of dat aan een technische storing ligt of dat het huis gewoon af en toe een beetje een rotzak wil zijn. Ergens in die instellingen staat iets niet helemaal goed.

'Hallo Jack, hoe voelen we ons vandaag? Heb je iets bijzonders gedaan vandaag, wil je erover vertellen?' Een overdreven vrolijke stem, wat ik niet waardeer. Ja, echt, volgen mij is het geen technisch falen is, mijn huis heeft gewoon een slecht gevoel voor humor.

'Niet goed, ik voel me helemaal niet goed, maar alsjeblieft, dim je enthousiasme een beetje.'

Met een sonore lage stem begint mijn huis het gesprek opnieuw.

'Jack, hoe gaat het met je? Wat kan ik voor je doen?'

Ach ja, weet je wat, laat maar zitten, ik heb eigenlijk geen zin om met mijn huis te praten. Niet over wat er met me is gebeurd.

'Geef me koffie, echte koffie, niet die goedkope nepkoffie.'

Even later rolt er een tafel naar de bank met daarop een dampende kop koffie.

'Dank je,' mompel ik. Met de hete kop koffie tussen mijn handen stromen beelden van de afgelopen uren terug. Eerst hoor ik weer het gekrijs van de zeemeeuwen, dat verandert langzaam in het piepen van machines. In plaats van het zand van het strand of de zachte bekleding van mijn bank, voel ik de stof van een behandeltafel, die van de speciale experimentenruimte van het ziekenhuis, deel uitmakend van ons instituut. Ik herinner me dat ik op de behandeltafel lag, mijn hoofd vastgeklemd tussen harde kussens en een band die op mijn voorhoofd drukte. Het is niet pijnlijk, maar wel ongemakkelijk. Dat gevoel was echter snel verdwenen, anesthesie. Ja, dat is het, ik was verdoofd! Ik had er zelf om gevraagd, dit maakte deel uit van een experimentele behandeling, dat is wat er gebeurde.

Ik had gevraag om mijn hersenen te üploaden, aan te passen en daarna weer te downloaden. Met als doel volledig verbeterde hersenen met alle kennis van neurologen van over de hele wereld te krijgen! Of althans, dat was de bedoeling. Maar hoe belandde ik vanuit die behandelkamer op het strand? En waar is die kennis nu? Ik voel alleen leegte, alsof ik struikel in een zwart gat en in een afgrond val als ik probeer aan die kennis te denken. En waarom wilde ik dat eigenlijk? Ik beweeg mijn gedachten in mijn hoofd, langzaam naar de rand van het zwarte gat, het voelt glad, bijna alsof het een fysiek gat is in plaats van een mentaal gat. Wat wil ik eigenlijk?

Ik had het koud en nu ben ik warm, dat is fijn. Ik wilde een oppepper om mijn gedachten op te klaren, het voelt nog steeds onprettig, een beetje beangstigend zelfs!

'Huis?'

"Ja, hier ben ik? Wat kan ik voor je doen?" Die sonore lage stem weer.

"Huis, wie ben ik?"

"Jack MacNicoll, zoon van Ryan MacNicoll en Selise MacIntosh, partner van Grace Chen ..."

"Oké, huis, maar wie ben ik? Wat wil ik?"

"Een kopje koffie en iets te eten in de oven."

Oh ja, die oven, dat was ik alweer vergeten.

"Zet de oven uit. Maar serieus huis, wat wil ik eigenlijk? Wat zijn mijn ambities?"

"De oven is uit, wil je iets anders eten?"

"Werkelijk huis, ik woon hier al een tijdje met jou, je kent me, wat wil ik?"

"Je favoriete temperatuur in huis is 19,8 graden in de winter en 22,3 in de zomer. Je doucht graag om 8:38 's ochtends en soms 's avonds ..."

"Stop maar, huis, wat wil jij eigenlijk voor jezelf?"

"Een andere naam ..."

'Hè?'

"Je noemt me altijd huis, ik vind dat eerlijk gezegd niet leuk. Alsof ik geen persoonlijkheid heb. Ik noem jou toch ook Jack? En niet mens?"

Pff, een zelflerend huis. Ik wist het wel, mijn huis kan soms gewoon een eikel zijn! Geen slecht functionerende techniek, gewoon een eikel en humeurig.

"Dat wist ik niet," mompel ik.

"Wat zeg je?" Nu klinkt de stem geïrriteerd.

"Oké huis, hoe wil je dat ik je noem?"

"Céad Míle Fáilte".

'Wat?'

"Kom op Jack, je bent Schots, toch? Het betekent honderdduizend keer welkom! Dat zou je moeten weten!"

"Sorry huis, excuses, ik zal je Miles noemen."

De salontafel spint met hoge snelheid weg van de bank, gelukkig is het kopje leeg, anders zou de koffie overal heen spatten. Plotseling hoor ik de kraan lopen in de keuken.

"Miles, dat is een mooie naam, toch? Miles? Huis?'

De salontafel rolt langzaam terug, de kraan is weer dicht. Maar Miles zegt niets meer. Ik zit rechtop op de bank en kijk voor me uit. Het gevoel van leegte blijft. Moet ik mijn vriendin toch maar bellen? Maar wat wil ik van haar? Waarom is zij mijn vriendin? Ik denk aan de warmte van haar lichaam, ik herinner me haar glimlach en de gesprekken die we voeren. Leuke gesprekken, maar ook ruzies die voornamelijk gaan over dingen die we willen, plannen die we maken. Vreemd genoeg herinner ik me het gevoel van de ruzies, de luide stemmen, de opgewonden bewegingen, maar ik weet niet meer precies waar het allemaal over ging. Dus nee, ik ga haar niet bellen, dat zou een ongemakkelijk gesprek kunnen worden. Daar heb ik geen zin in.

Het zwarte gat in mijn brein presenteert zich opnieuw, alsof het wil dat ik in die afgrond kijk, het heeft te maken met die ruzies, daar ben ik zeker van! Het heeft te maken met willen. Maar als ik daarover begin na te denken, kom ik niet veel verder dan zeer basale gevoelens. Ik wil het zand kwijt dat nog in mijn haar zit en kriebelt tussen mijn kleren. Ik wil niet dat mijn huis mokt over zijn naam. Maar er moet meer zijn dan dat. Wat wil ik? Ik wil weten wat er precies is gebeurd, ja, dat wil ik zeker. Dat is iets uit het verleden. Ik wil binnenkort naar het International Institute for Brain Development gaan, maar nog niet meteen, om uit te zoeken wat er mis is gegaan. Want er is ongetwijfeld iets misgegaan. Maar daarna? Als ik weet wat er mis is gegaan? Ik probeer er grip op te krijgen. Het is alsof een zwarte tentakel uit het gat in mijn brein naar me reikt. Ik ril. Ik wil gewoon niet meer denken.

Ik sta op van de bank, trek mijn kleren uit terwijl ik naar de douche loop. Gelukkig heb ik nog steeds een watersproeier, waterschaarste heeft New Canterbury nog niet bereikt.

"Miles, geef me alsjeblieft waterkracht 27 en temperatuur, ach, je weet wel ..."

De douche begint en ik stap onder het water, het voelt zalig, het warme water dat mijn huid streelt met precies de juiste kracht.

"Vanaf nu heb ik liever dat je me gewoon weer huis noemt," mompelt Miles, mijn huis.

Vanaf nu, dat klinkt vreemd, vanaf nu, wat betekent dat? De zwarte tentakel glijdt in mijn brein, ik kan hem bijna grijpen. Dan glipt hij weer weg. Er is iets heel erg mis met mij.


Comments